Behandelingen bij kinderen

Afhankelijk van de resultaten van de onderzoeken, alsook van de leeftijd van het kind en van hoe het reageert op de initiële behandelingen, wordt een behandelingsprotocol gekozen.  Het gekozen protocol is meestal een internationaal uitgewerkt protocol.   Omdat kankers bij kinderen een zeldzame pathologie blijven op de schaal van ons kleine landje, helpt de internationale consensus artsen de juiste behandeling van uw kind te kiezen.

Dit protocol beschrijft de frequentie, de intervallen, de doses en de duur van de toediening van de verschillende geneesmiddelen.  De duur, het aantal toegediende geneesmiddelen of zelfs de intensiteit van de bijwerkingen staan niet rechtstreeks in verband met de prognose van de ziekte. Daarom mogen we de behandelingen niet vergelijken tussen verschillende kinderen, maar eerder het belang en de rol van elke stap in de behandeling met de arts bespreken.

Chemotherapie

Chemotherapie is een behandeling die de kankercellen in het hele lichaam vernietigt.  Er bestaan veel verschillende soorten.  Veel chemotherapieën worden in het algemeen gebruikt om de efficiëntie van de behandeling te verhogen.

Soms vormen ze de hoofdbehandeling en soms worden ze gebruikt als aanvulling op andere behandelingen: bijvoorbeeld chirurgie of radiotherapie.

In het algemeen wordt chemotherapie altijd een paar keer toegediend om de gezonde cellen van het kind toe te laten zich te “herstellen” tussen twee kuren en om ervoor te zorgen dat alle hardnekkige cellen worden vernietigd.  Naar analogie met een tuin kunnen we zeggen dat de eerste kuren het onkruid verwijderen en de volgende kuren de wortels aanpakken.

De meeste chemotherapiebehandelingen vallen de cellen aan die zich snel vermenigvuldigen, zoals kankercellen, die zich niet langer houden aan de wetten van celdeling.

Toedieningswijzen

De toediening gebeurt ofwel tijdens een langdurige ziekenhuisopname, ofwel tijdens een opname in het dagziekenhuis, ofwel thuis. Chemotherapie kan op verschillende manieren worden toegediend: intraveneus, intramusculair, subcutaan of oraal.

De meeste chemotherapiebehandelingen werken irriterend voor de kleine bloedvaten en moeten daarom worden toegediend via een groot bloedvat.  Via verschillende technieken kunnen de behandelingen rechtstreeks worden geïnjecteerd.

Centrale veneuze katheter

Dit is een lange katheter die wordt ingebracht via een ader in de hals of onder het sleutelbeen (door de anesthesist).  Deze procedure gebeurt onder lichte narcose.  In tegenstelling tot een poortkatheter wordt de centrale veneuze katheter verwijderd alvorens de patiënt het ziekenhuis verlaat. 

Poortkatheter of port-a-cath

Dit is een klein doosje dat is verbonden met een katheter die in een groot bloedvat wordt gestoken.  Het doosje ziet eruit als de kop van een stethoscoop. De chirurg plaatst het onder algemene verdoving onderhuids, ter hoogte van de thorax, en maakt het vast aan een spier.  Het heeft een membraan voor bloedafname of voor toediening van geneesmiddelen.

Om het aanprikken van de poortkatheter minder pijnlijk te maken, wordt voorgesteld om één uur voor de perfusie Emla® (verdovende zalf) aan te brengen op de huid. Na gebruik van de poortkatheter moet het door de verpleegkundigen aangebrachte verband gedurende 48 uur schoon en droog blijven.

Als uw kind opeenvolgende dagen moet terugkomen en de naald van de poortkatheter bleef niet op zijn plaats zitten, moet voor elke perfusie een nieuwe tube Emla® worden gebruikt om infectierisico’s te vermijden.

Als de periode tussen twee consultaties langer is, moet de poortkatheter ongeveer om de 3 maanden worden gespoeld om een goede werking te garanderen.

Na afloop van de behandelingen wordt de poortkatheter in overleg met de artsen verwijderd.

Radiotherapie

Radiotherapie gebruikt ioniserende stralen voor de vernietiging van kankercellen die zich snel vermenigvuldigen.  Deze techniek vereist complexe berekeningen opdat de stralen enkel zouden worden gericht op de kankercellen en het gezonde weefsel rond de tumor zouden sparen.

Voor de eerste radiotherapiesessie vindt een “simulatie” plaats om de te bestralen zone zo precies mogelijk af te bakenen.

Vervolgens krijgen patiënten een schema met de sessies (meestal gedurende meerdere weken).  De procedure zelf duurt slechts een paar minuten. Maar tijdens de sessie is het erg belangrijk dat het kind perfect immobiel blijft.

Voor meer informatie kunt u via deze link de website van het Vladi-project raadplegen.

Chirurgie

Bij tumoren speelt chirurgie vaak een belangrijke rol.  Ze maakt het in bepaalde situaties mogelijk om de tumor grotendeels te verwijderen.  Meestal, zelfs in geval van totale excisie met het blote oog, is het noodzakelijk om de behandeling aan te vullen met radiotherapie of chemotherapie om er zeker van te zijn dat ook de “wortels” van de tumor worden aangepakt. 

Chirurgie is ook erg nuttig om een massa te diagnosticeren met behulp van een biopsie: er wordt een klein stukje van de tumor weggehaald en onderzocht onder de microscoop.  Voor sommige tumoren worden andere onderzoeken gebruikt om de agressiviteit van de tumor te evalueren en te zien hoe hij reageert op de verschillende therapieën.

La greffe de moelle osseuse

Dans certaines pathologies, un traitement par greffe de cellules souche provenant de la moelle osseuse peut être nécessaire.  Ces cellules souches ont pour rôle de fabriquer les cellules qui composent le sang : les globules rouges, les globules blancs et les plaquettes. 

Elles proviennent soit d’un prélèvement médullaire (cellules souches médullaires), soit d’un prélèvement périphérique (cellules souches périphériques), soit de sang placentaire (cellules souches de sang de cordon). 

Selon l’indication de la greffe, ces cellules proviennent soit de l’enfant lui-même (autogreffe), soit d’une tierce personne compatible : un frère ou une sœur, un donneur volontaire anonyme (allogreffe) ou un sang de cordon disponible dans une banque de sang de cordon.

L’autogreffe est indiquée suite à des traitements intensifs qui ont détruit les cellules souches afin de reconstituer plus rapidement la moelle osseuse de l’enfant.  Elle n’est en général pas utilisée pour les traitements des leucémies et des lymphomes. 

Par contre, l’allogreffe est entre autres indiquée dans le cas de leucémies et de lymphomes.  Le but de la greffe est de remplacer les cellules souches malades du receveur par celle du donneur compatible. 

Pour ce faire, on administre à l’enfant une chimiothérapie ou une radiothérapie ayant pour but de détruire toutes les cellules cancéreuses.  Ensuite, la poche contenant les cellules souches du donneur est administrée comme une simple perfusion afin de recoloniser la moelle du receveur. 

La période post-greffe durant laquelle la moelle du receveur est détruite et la nouvelle moelle pas encore productive est très délicate.  En effet, l’usine qui fabrique le sang est à l’arrêt complet durant 2 à 3 semaines en moyenne. En particulier, l’enfant est dépourvu de défense contre les infections.  C’est pourquoi ces greffes ont lieu dans l’unité 56, l’unité stérile.  La récupération médullaire est progressive et justifie une hospitalisation d’une durée totale de minimum 4 à 5 semaines.  Ensuite, un suivi médical très rapproché avec de fréquentes perfusions d’immunoglobulines sera instauré.